De werking van het Massey Ferguson Hefsysteem.

Massey Ferguson Hefsysteem

In afbeelding hierboven is het Massey Ferguson systeem te zien zoals dat op een 35 65 of een 100 serie trekker voorkomt. De continu aangedreven pomp is een viercilinder zuigerpomp in boxervorm. Excentriekas 1 beweegt juk 2 met de zuigers 3 heen en weer. De inlaatkleppen 4 en de uitlaatkleppen 5 zorgen voor afsluiting. In tegenstelling tot veel andere pompen waarbij de perszijde "gestuurd" wordt, sluit hier schuif 6 de zuigzijde al of niet af . Om te heffen wordt schuif 6 door tuimelaar 7 naar rechts geduwd, tegen de veerkracht van 8 in. Hierdoor komt zuigopening 9 vrij en kan de pomp zuiger 10 naar links wegpersen. Wanneer tuimelaar 7 schuif 6 loslaat, zal deze naar links bewegen (veer 8) zodat leiding 17 opent en de cilinder kan lozen. Opening 9 blijft daarbij gesloten. De positieregeling werkt via hefboom 18, waarmee rol 19 op en neer bewogen wordt. Deze past in haak 20, die tegen driehoek 21 rust. Haak 20 is scharnierend verbonden aan hefboom 22, die onderaan tegen tuimelaar 7 rust. Hefboom 22 scharniert in verende vork 23. die 22 naar links duwt. Door de grote hefboomverhouding zal deze veerkracht geen invloed uitoefenen op 7 en 6. Wel tracht 23 haak 20 naar links te duwen. Dit wordt voorkomen doordat deze klem tussen 19 en 25 zit. Zodra we hefboom 18 naar links bewegen (heffen), duwen we rol 19 omlaag. Hierdoor glijdt vork 20 naar beneden en door zijn gebogen vorm ook naar rechts. De onderzijde van 22 gaat nu naar links en duwt via 7 schuif 6 naar rechts, de hefinrichting omhoog gaat. Daardoor draait hefas 24 linksom zodat ook nok 25 naar links wegdraait. Driehoek 21, alsook 20 en 22, worden eveneens naar links geduwd door veer 23. Dit heeft tot gevolg dat hefboom 22 (beneden) naar rechts gaat en dat schuif 6 naar links geduwd kan worden, waardoor de pomptoevoer afsluit. Om te laten zakken duwen we 18 naar rechts en tillen we 20 omhoog. Veer 23 drukt 20 en 22 (boven) naar links zodat 22 onder naar rechts gaat. Schuif 6 gaat naar links en opent 17 zodat de olie uit de cilinder kan afvloeien. Nok 25 komt naar rechts, duwt 21, 20 en 22 boven naar rechts en stopt via 7 en 6 de afvoer van 17. Voor de trekkrachtregeling reageert drukstang 16 op drukverschillen, ontstaan door verandering in diepgang van de ploeg, cultivator en andere werktuigen. Neemt de druk toe, dan duwt 16- via arm 26, tegen Veerdruk 27 in - stang 28 en rol 29 naar rechts. Hierdoor gaat haak 31 naar rechts. Hefboom 33 duwt nu met het ondereind tuimelaar 7 en schuif 6 naar rechts. Dit betekent dat de pomp toevoer krijgt en het werktuig opgetild kan worden. De mate van reageren is afhankelijk van de stand van hefboom 32, die rol 30 beweegt. Rol 29 en rol 30 houden haak 31 vast. Hefboom 32 kan, behalve het instellen van de reactie aan drukstang 16, ook gewoon de hefinrichting bedienen. Een verstelbare nok op het kwadrant zorgt ervoor dat de hefboom steeds in dezelfde stand terugkeert. Bij vermindering van de trekkracht en druk in stang 16 wijkt haak 31 naar links uit. Schuif 6 kan naar rechts uitwijken en opent de afvoer van de hefcilinder. Het werktuig zakt totdat de ingestelde diepte weer wordt bereikt. Gewichtsoverdracht vindt bij elk driepuntswerktuig in zekere mate plaats omdat het aan de trekker "hangt". Door een ploeg bijvoorbeeld iets op de punt te laten lopen (topstang inkorten), wil deze dieper gaan werken. Dit wordt door de trekkrachtregeling tegengewerkt, hetgeen betekent dat de hefinrichting steeds bezig is de ploeg op te tillen zonder dat deze werkelijk omhoog komt.

Bij enkele typen trekkers van Massey Ferguson is een inrichting aanwezig om van getrokken werktuigen een gedeelte van het gewicht op de trekker over te brengen. Een arm (45) wordt tussen de trekstangen 15 bevestigd. Aan deze arm zit een ketting die om trekboom 47 van het door trekhaak 48 getrokken werktuig geslagen is. Door hefboom 32 in een bepaalde stand te plaatsen, wordt nok 35 zodanig verplaatst, dat arm 36 omhoog kan komen en veer 37, die klep 38 dichtdrukt, iets kan ontspannen. Normaal is klep 38 gesloten. Hefboom 32 heeft op de gebruikelijke wijze -rol 30, haak 31, hefboom 33- schuif 6 geopend. De pomp perst olie achter zuiger 10 en deze tracht de hefinrichting omhoog te brengen. Hierdoor loopt de druk tegen klep 38 op zodat deze omhoog gaat. De olie achter zuiger 10 kan nu naar ruimte 39 stromen. Hierdoor wordt membraan 40 naar links geduwd en als gevolg daarvan beweegt tuimelaar 43, die stang 44 naar rechts trekt. Via hefboom 33 en tuimelaar 7 krijgt schuif 6 de gelegenheid de pomptoevoer af te sluiten. Klep 38 sluit geheel of gedeeltelijk, terwijl door een klein lek in 39 de druk tegen het membraan wegvalt. Veer 41 drukt 40 naar rechts; stang 44 gaat naar links en opent de pomptoevoer. Er ontstaat op deze manier een bepaald evenwicht, waarbij de hefinrichting een eveneens bepaalde hefkracht op het werktuig en daarmee drukkracht op de trekker uitoefent. De regeling ervan wordt door een bepaalde stand van 32 verkregen. Schokken in de verbindingsketting mogen uiteraard niet tot breuk of achteroverhellen van de trekker leiden. Drukregelklep 42 voorkomt drukstoten in het oliesysteem.